San Giovanni in Laterano

De Sint Jan van Lateranen heet voluit: La Sacrosanta Cattedrale Papale Arcibasilica Romana Maggiore del Santissimo Salvatore e dei Santi Giovanni Battista ed Evangelista al Laterano, Madre e Capo di tutte le Chiese della Città e del Mondo.
De kerk is dus gewijd aan zowel de Allerheiligste Verlosser als aan de twee Johannesen: de Doper en de Evangelist.
Als bisschopskerk (kathedraal) van het bisdom Rome, waar de Paus qq bisschop van is, is zij formeel de hoofdkerk van de wereldkerk (en als zodanig in rang belangrijker dan de Sint Pieter).
De betekenis staat te lezen op de gevel van de kerk. Daarop staat “Sacrosancta lateranensis ecclesia omnium urbis et orbis ecclesiarum mater et caput” (Allerheiligste kerk van Lateranen, moeder en hoofd van alle kerken van de stad en van de wereld). Dus niet zomaar een kerk.
De kerk heeft de titel van basilica maior. Daarmee is de Sint-Jan van Lateranen één van de vier pauselijke basilieken van Rome. De andere zijn de Santa Maria Maggiore, de Sint Paulus buiten de Muren en de Sint Pieter.

Als je net in de Sint Pieter bent geweest valt deze Sint Jan, om het oneerbiedig te zeggen, wat tegen. De kerk is weliswaar ook ruim, met een mooie mozaiekvloer, maar heeft niet de mooie kleuren van de Sint Pieter en nogal lompe, hoekige pilaren, waardoor het effect van het vijfvoudige middenschip wegvalt. Indrukwekkend zijn de monumentale beelden van de 12 apostelen. De absis is sober, op het saaie af.

De eerste bouw dateert al vanaf het begin van de jaartelling en behoorde toe aan de familie Lateranen, vandaar de naam. Hij werd eigendom van verschillende keizers, waaronder Nero en Constantijn. Na de erkenning van het christendom, begin 4e eeuw, werd hij tot kerk omgebouwd, de hoofdkerk van de christenen en zetel van de paus. Na verschillende verwoestingen en branden is de kerk steeds weer herbouwd. Eind 14e eeuw kozen de Pausen er na terugkeer uit Avignon voor om officieel naar het Vaticaan te verhuizen, maar de bouw van de Sint Pieter duurde erg lang en het klimaat was er onprettig vanwege slecht water en het risico op malaria (Paus Urbanus VII stierf er in 1590 dertien dagen na zijn verkiezing aan), dus verbleven ze vaak toch maar liever in hun stadse paleis naast de Sint Jan.

De status van de kerk blijkt wel uit het feit dat de Pausen tot voor kort altijd gekroond werden in de Sint Jan, niet in de Sint Pieter.
Maar vanaf 1870, toen het jonge Koninkrijk Italië de Kerkelijke Staat inlijfde en Paus Pius IX zich mokkend terugtrok in het Vaticaan werd met deze traditie gebroken. Na die tijd zijn er ook geen Pausen meer in de Sint Jan begraven.

Schuin tegenover de Sint Jan is de Scala Santa, de Heilige Trap. Volgens de traditie maakte de trap deel uit van het pretorium van Pontius Pilatus in Jeruzalem. Jezus zou er dus bij zijn passie overheen gelopen zijn. De trap zou door de moeder van Constantijn de Grote van Jeruzalem naar Rome zijn gebracht.
De trap leidt naar het Sancta Sanctorum (Heilige der Heiligen). Dit was in de middeleeuwen de persoonlijke bidkapel van de pausen. Hier worden veel relieken bewaard.
De trap bestaat uit 28 marmeren treden die met hout zijn bekleed. Op sommige treden bevinden zich glazen venstertjes waardoor druppels bloed van Christus te zien zouden zijn. Pelgrims beklimmen de trap op hun knieën onder het opzeggen van een gebed op elke trede, een zeker voor ons nuchtere Nederlanders nogal onwerkelijk gezicht.
De Heilige Trap komt o.a. voor in La Grande Bellezza, de film van Paolo Sorrentino.