San Pietro: basilica

Tegenwoordig moet iedereen die de Sint Pieter in wil (trouwens ook die zondags alleen het plein op wil voor de wekelijkse zegening door de Paus) langs een security post, zoals op het vliegveld. Dat zorgt voor lange rijen, het is dus aan te bevelen om op tijd te gaan (wij waren er tegen 9 uur, prima).

Het voorportaal alleen al is een gigantische bouw. Als je van dichtbij naar de gevel ervan kijkt lijkt het wel of het eerst een open loggia is geweest, met de zware pilaren losstaand, en of later de openingen zijn dichtgemaakt, met een iets donkerder materiaal. Maar daar lees je nergens over, dus het zal wel niet. Loop in het voorportaal even langs de vijf bronzen deuren van de basiliek: de meest rechtse is de Porta Sacra, die alleen in jubeljaren opengaat. De deur omvat allemaal panelen met evangelische taferelen. Alsof hij in dat rijtje thuishoort heeft Paus Pius XII zichzelf op het (laatste) paneel rechts onder laten afbeelden, met de tekst “ik sta aan de deur en klop”. Dat slaat op de traditie dat de Paus aan het begin van het jubeljaar met een hamertje driemaal op de deur klopt, waarna die geopend wordt. Aanvankelijk werd de deur steeds aan het eind van een jubeljaar van binnen dichtgemetseld en werd dat metselwerk gesloopt als de Paus bij de aanvang van een nieuw jubeljaar op de deur klopte, maar dat gebeurt niet meer sinds de Paus daarbij een keer door vallende brokstukken verwond werd. De twee linkse deuren zijn modern, met gruwelijke afbeeldingen van dood en verderf, ook martelingen, zoals van een vastgebonden man met een open hoofd waarin kraaien zitten te pikken.

De Sint Pieter is, wat je van alle pracht en praal ook mag denken, een stijlvolle en door zijn enorme omvang indrukwekkende kerk, met mooie kleuren. De overdaad aan kunst is hier minder storend dan in andere kerken, vanwege de gigantische ruimte.
Niet zinvol om hier alle kunstwerken te bespreken, dat staat allemaal in boekjes en op websites. Een prachtig detail dat aandacht verdient is wel de duif, als zinnebeeld van de Heilige Geest, die door het ronde raam van bruin albast, helemaal achterin de absis, de kerk binnen komt vliegen, over de Heilige Stoel van Petrus heen.

De beklimming van de koepel is beslist een aanrader. De diameter van de koepel is iets kleiner dan die van het Pantheon, naar verluidt als eerbetoon van de ontwerper Michelangelo aan degenen die in de Romeinse tijd al in staat waren een grote koepel te bouwen.
Je gaat eerst met een lift naar het dak van de basiliek, dat bijna een dorpsplein lijkt, met stalletjes etc. Je kunt daar ook naar binnen, om over een gaanderij rond het begin van de koepel te lopen en omlaag de kerk in te kijken, bovenop de baldakijn van Bernini. Daarna met een steeds steiler wordende wenteltrap/-gang naar helemaal boven waar je een prachtig uitzicht over Rome en op het gebouwencomplex en de tuin van het Vaticaan hebt.

San Pietro: piazza en Campo Santo Teutonico

Het plein voor de Sint Pieter is niet alleen zo indrukwekkend en harmonisch vanwege de in het ontwerp toegepaste vormen maar ook vanwege de hoogteverschillen.

De vormen: vanuit de basiliek gezien: eerst een trapeziumvormig voorplein, met de lange zijde aan de kant van de kerk, dus enigszins toelopend naar voren, en dan de opening naar een groot ovaal plein: een rechthoek met aan weerszijden een halve cirkel. Van boven lijkt de combinatie van de beide door kolonnades omrande pleinen op een sleutel, de sleutel van Petrus. Ook op open armen die het kerkvolk omhelzen. En daarna de majestueuze kaarsrechte brede Via della Conciliazione (“verzoening”) tot aan de Tiber. De weg moet een visualisatie zijn van de goede relatie tussen de Italiaanse Staat en het Vaticaan, na de moeizame totstandkoming van het Verdrag van Lateranen (1929), dat die relatie regelt.

De hoogteverschillen: vanaf de Tiber gezien: eerst de Via della Conciliazione die licht omhoog loopt. Dan het ovale plein in de vorm van een soepbord met dieper middelpunt; in het lage middelpunt staat de obelisk. Dan het voorplein dat weer lichtelijk omhoog loopt, naar de kerk die op zich weer op een verhoging staat.

Alles bedoeld om grootsheid en verhevenheid te benadrukken.

Over de obelisk die midden op het plein staat is er nog een mooi verhaal: die is in 1586 rechtop op zijn plaats gezet, en daarvoor waren natuurlijk nog niet de telescopische hijskranen van vandaag beschikbaar. Er bestaat een mooie gravure waarop je ik weet niet hoeveel houten hijstoestellen met paarden en mannetjes met kabels bezig ziet. De toenmalige Paus, Sixtus V, zag wel in dat uiterste aandacht bij dit karwei geboden was en gelastte dat iedereen zijn kop moest houden, met als sanctie de doodstraf. Op een gegeven moment dreigden bij het hijsen de kabels te breken, en waagde iemand het met gevaar voor eigen leven te roepen: “maak de touwen nat”. Dat redde de zaak. Hij is niet gedood.

Als je met je gezicht naar de basiliek staat kun je links onder de kolonnade door naar de Piazza del Sant’Ufficio lopen. Daar is een eenzame security check en er staan Zwitserse gardeniers die je desgevraagd doorverwijzen naar het Campo Santo Teutonico. Dat is een begraafplaats voor pelgrims en voor in Rome verblijvende vreemdelingen uit “Franken”: Duitsers, Nederlanders en Vlamingen. De begraafplaats is in handen van de “Erzbruderschaft zur Schmerzhaften Mutter Gottes”, waarvan ik niet zou weten hoe je dat moet vertalen. Het is een broederschap van vooral hoge geestelijken en leken uit Duitsland en de Lage Landen die functies in Rome hebben vervuld en graag in Rome begraven willen worden. Het recht om hier begraven te worden hebben de leden van de broederschap en hun familieleden. Ook leden van de Zwitserse Garde mogen hier begraven worden. Het zijn vooral Duitse namen die je ziet, hier en daar ook een Nederlandse (bijvoorbeeld Dr. Schaepman uit Tubbergen).

San Giovanni in Laterano

De Sint Jan van Lateranen heet voluit: La Sacrosanta Cattedrale Papale Arcibasilica Romana Maggiore del Santissimo Salvatore e dei Santi Giovanni Battista ed Evangelista al Laterano, Madre e Capo di tutte le Chiese della Città e del Mondo.
De kerk is dus gewijd aan zowel de Allerheiligste Verlosser als aan de twee Johannesen: de Doper en de Evangelist.
Als bisschopskerk (kathedraal) van het bisdom Rome, waar de Paus qq bisschop van is, is zij formeel de hoofdkerk van de wereldkerk (en als zodanig in rang belangrijker dan de Sint Pieter).
De betekenis staat te lezen op de gevel van de kerk. Daarop staat “Sacrosancta lateranensis ecclesia omnium urbis et orbis ecclesiarum mater et caput” (Allerheiligste kerk van Lateranen, moeder en hoofd van alle kerken van de stad en van de wereld). Dus niet zomaar een kerk.
De kerk heeft de titel van basilica maior. Daarmee is de Sint-Jan van Lateranen één van de vier pauselijke basilieken van Rome. De andere zijn de Santa Maria Maggiore, de Sint Paulus buiten de Muren en de Sint Pieter.

Als je net in de Sint Pieter bent geweest valt deze Sint Jan, om het oneerbiedig te zeggen, wat tegen. De kerk is weliswaar ook ruim, met een mooie mozaiekvloer, maar heeft niet de mooie kleuren van de Sint Pieter en nogal lompe, hoekige pilaren, waardoor het effect van het vijfvoudige middenschip wegvalt. Indrukwekkend zijn de monumentale beelden van de 12 apostelen. De absis is sober, op het saaie af.

De eerste bouw dateert al vanaf het begin van de jaartelling en behoorde toe aan de familie Lateranen, vandaar de naam. Hij werd eigendom van verschillende keizers, waaronder Nero en Constantijn. Na de erkenning van het christendom, begin 4e eeuw, werd hij tot kerk omgebouwd, de hoofdkerk van de christenen en zetel van de paus. Na verschillende verwoestingen en branden is de kerk steeds weer herbouwd. Eind 14e eeuw kozen de Pausen er na terugkeer uit Avignon voor om officieel naar het Vaticaan te verhuizen, maar de bouw van de Sint Pieter duurde erg lang en het klimaat was er onprettig vanwege slecht water en het risico op malaria (Paus Urbanus VII stierf er in 1590 dertien dagen na zijn verkiezing aan), dus verbleven ze vaak toch maar liever in hun stadse paleis naast de Sint Jan.

De status van de kerk blijkt wel uit het feit dat de Pausen tot voor kort altijd gekroond werden in de Sint Jan, niet in de Sint Pieter.
Maar vanaf 1870, toen het jonge Koninkrijk Italië de Kerkelijke Staat inlijfde en Paus Pius IX zich mokkend terugtrok in het Vaticaan werd met deze traditie gebroken. Na die tijd zijn er ook geen Pausen meer in de Sint Jan begraven.

Schuin tegenover de Sint Jan is de Scala Santa, de Heilige Trap. Volgens de traditie maakte de trap deel uit van het pretorium van Pontius Pilatus in Jeruzalem. Jezus zou er dus bij zijn passie overheen gelopen zijn. De trap zou door de moeder van Constantijn de Grote van Jeruzalem naar Rome zijn gebracht.
De trap leidt naar het Sancta Sanctorum (Heilige der Heiligen). Dit was in de middeleeuwen de persoonlijke bidkapel van de pausen. Hier worden veel relieken bewaard.
De trap bestaat uit 28 marmeren treden die met hout zijn bekleed. Op sommige treden bevinden zich glazen venstertjes waardoor druppels bloed van Christus te zien zouden zijn. Pelgrims beklimmen de trap op hun knieën onder het opzeggen van een gebed op elke trede, een zeker voor ons nuchtere Nederlanders nogal onwerkelijk gezicht.
De Heilige Trap komt o.a. voor in La Grande Bellezza, de film van Paolo Sorrentino.

Santa Maria Maggiore

De S. Maria Maggiore is één van de vier pauselijke basilieken (S. Pietro in Vaticano; S. Maria Maggiore; S. Giovanni in Laterano; S. Paolo fuori le Mura).

Buiten deze vier zijn er nog drie andere kerken die deel uitmaken van de zeven pelgrimskerken van Rome: San Sebastian fuori le Mura; Santa Croce in Gerusalemme; San Lorenzo fuori le Mura (route van 25 km, in één dag af te leggen; de beloning: een volle aflaat).

De basiliek S. Maria Maggiore (ook bekend als Maria de Meerdere) staat midden in de stad, niet ver van Termini (centraal station). Als je er vanaf Termini naartoe loopt kom je in eerste instantie op het Piazza Esquilino en denk je voor de basiliek te staan. Maar dat is de achterkant, die is ook al behoorlijk indrukwekkend. Omlopen naar de Piazza S.M. Maggiore.

Vreemd genoeg is er niets over deze kerk in de Pappie-boeken “Kerken” 1-2-3 te vinden. Er moet wel een boek 4 zijn want het is onvoorstelbaar dat hij deze kerk niet ook een flinke beurt zou hebben gegeven.

De kerk staat bekend als één van de eerste en zeldzame voorbeelden van Gotiek in Rome. Zij heet Maggiore omdat zij de grootste van de 80 (!) Mariakerken in Rome is. Het is ook de hoogste kerk, dankzij het feit dat zij bovenop de Esquilino staat en een (Romaanse) klokketoren heeft van 65 meter hoog. De toren diende lang geleden als (visueel en auditief) baken voor verdwaalde reizigers, de klokken worden ook nu nog elke avond op een vast tijdstip geluid.

Wij hadden de mazzel dat we, toen we naar binnen wilden gaan, door een suppoost aangeschoten werden met de vraag of we aan een rondleiding over de loggia van de voorhal en de direct daarachter gelegen kerkvertrekken wilden deelnemen. Als je de kans krijgt: altijd doen (voor maar € 5) ! Vanuit de loggia heb je een mooi gezicht op het grote mozaïek van de oorspronkelijke voorgevel (waar de loggia voor en tegenaan gebouwd is), met een afbeelding van de ontstaansgeschiedenis van de kerk (die legende kun je overal lezen). Maar, mooier nog, vanuit de achtergelegen vertrekken kun je een kijkje nemen, naar boven en beneden, in het trapgat van een bijzondere, door Bernini ontworpen, wenteltrap. Daar lees je vreemd genoeg nergens iets over. De trap heeft de vorm van een kurketrekker, er is geen paal in het centrum waar de traptreden aan vast zitten maar die zitten alleen aan de muur vast, de trap lijkt wel te zweven. Zeer kunstig en elegant.

Er bestaat een bijzondere relatie tussen deze kerk en Spanje. Sinds Filips IV toezegde jaarlijks een financiële bijdrage aan de kerk te geven zijn Spaanse koningen automatisch ere-kanunnik (kanunnik = volgens Wiki: “koorheer”) van de kerk. Het is uitzonderlijk dat een leek dat (ere-)ambt bekleedt (zoals ook de Franse Presidenten in de S. Giovanni in Laterano). Misschien is de bijzondere relatie met Spanje er de reden van geweest dat de huwelijksvoltrekking tussen Prinses Irene en Carlos Hugo van Bourbon-Parma destijds in de Borghese-kapel van de S.M. Maggiore is voltrokken. Talking about them: de kinderen van Irene en Carlos Hugo zijn in 1996 “ingelijfd” in de Nederlandse adel met de titel prins(es) de Bourbon de Parme en met het predicaat Koninklijke Hoogheid. Eén van die kinderen, prins Jaime, is momenteel ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Heilige Stoel.

Wat is er nog te zeggen over de S.M. Maggiore:

  • De zoldering geldt als het mooiste renaissanceplafond van Rome, het is versierd met het eerste goud dat Columbus uit Amerika heeft meegebracht.
  • De Borghese-kapel, links, geldt als de mooiste kapel van Rome. Aan de madonna met kind boven het altaar kun je, zelfs als leek, wel zien dat het heel oud is, het zou de oudst bekende afbeelding van Maria zijn, uit 590.
  • Op het mozaïek in de absis zit Christus met Maria op gelijke hoogte (dat schijnt uitzonderlijk te zijn; begrijpelijk, er kan er maar één de Hoogste zijn) op een gezamenlijke troon, hij kroont zijn Moeder. Tussen de heiligen, die eromheen staan, staat de paus die destijds opdrachtgever was van het werk. Je vraagt je af hoe zoiets ging in die tijd: of de kunstenaar zijn opdrachtgever uit eigener beweging op zo’n plek afbeeldde, om een wit voetje (en vervolgopdrachten) bij hem te halen, of dat de paus in alle bescheidenheid de kunstenaar ertoe verplichtte hem op zo’n prominente plaats af te beelden.Pausen die hier begraven liggen zijn:
  • Pius V (Ghisliari)
  • Clemens VIII (Aldobrandini)
  • Sixtus V (Peretti)
  • Paulus V (Borghese)
  • Clemens IX (Rospigliosi)

 

 

San Paolo fuori le Mura

De Sint Paul Buiten de Muren is één van de vier pauselijke basilieken (S. Pietro in Vaticano; S. Maria Maggiore; S. Giovanni in Laterano; S. Paolo fuori le Mura). De basiliek staat dan ook op “extraterritoriaal” grondgebied van de Santa Sede (Heilige Stoel).

De San Paolo is na de Sint Pieter de grootste kerk van Rome.

De kerk geeft een enorm ruime indruk, vooral omdat er naast het toch al zeer ruime middenschip aan weerskanten nog twee zijschepen zijn. Het woud van 80 pilaren dat daardoor ontstaat geeft de kerk van binnen een beetje Escher-achtig aanzien. Rondom zijn er medaillons (tondi) met mozaïkportretten van alle pausen tot nu toe, dat zijn er ruim 266 (door de RK erkend). Er zijn nog maar ruim 25 medaillons vrij voor toekomstige pausen. Als die allemaal bezet zijn, zo wil de legende, zal de wereld vergaan. We moeten dus zorgen dat pausen lang blijven leven en niet te snel ontslag nemen.

Wat opvalt is dat deze giga-kerk niet is volgeplempt met allerlei beelden, schilderijen en aparte nissen en altaren, dat draagt ook bij tot het strakke, ruimtelijke effect.

Pappie wijst met recht op de paaskandelaar, waarvan SPQR alleen zegt dat die prachtig is en door wie gemaakt. In drie zones op de kandelaar zijn scenes uit het leven van Christus gebeiteld, het beeldhouwwerk is “van een bijzonder sterke plastische kracht”. Indrukwekkend vooral als je je realiseert dat de kandelaar uit de 12e eeuw is.

Het pauselijk hoofdaltaar met baldakijn (ciborium) is iets waar je van moet houden, wel uniek kennelijk. De vier hoekbeelden (Paulus, Petrus, Lucas, Benedictus, waarom die drie laatsten ?) zijn bijzonder mooi. Alleen de Paus of zijn afgevaardigde mag hier de mis opdragen, dat gebeurt in elk geval jaarlijks op 25 januari, de dag waarop Paulus bekeerd werd.

 

San Clemente

Een bezoek aan de San Clemente geeft je een uitstekende illustratie van het fenomeen dat Rome een stapeling is van gebouwen en kunstschatten uit opeenvolgende kunsthistorische periodes: hoe dieper je graaft, hoe verder je teruggaat in de tijd. De naam “Eeuwige Stad” verwijst hiernaar: een stad die zich steeds opnieuw vormt. Ook een illustratie van het (soms verwarrende) feit dat in opeenvolgende kunsthistorische periodes gebruik gemaakt is van bouwmaterialen (zuilen, etc.) uit voorgaande periodes, dus een vorm van recycling.

In de San Clemente zie je achtereenvolgens (van onder naar boven):

  • Uit de 1e eeuw na Christus: de privé-woning van een zeker Clemens. Petrus en Paulus zouden hier nog zijn geweest. Clemens is als Clemens I de 4e paus (na Petrus die in 33 als eerste bisschop van Rome is erkend).
  • Uit dezelfde eeuw: een aanpalend Mithrasheiligdom: Mitras was een Perzische zonnegod die vanaf de 1e eeuw vóór Christus in Rome werd vereerd.
  • Uit de 5e eeuw: de “benedenkerk”: gewijd aan Clemens omdat hij een zeer succesvol prediker was, zo succesvol dat de Romeinse keizer Trajanus hem naar de Krim verbande. Maar ook in gevangenschap bleef hij mensen bekeren tot het Christendom, zodat de Romeinen hem met een anker om zijn net in der Zwarte Zee gegooid. Eénmaal per jaar, bij laag water, kwam op de plaats waar Clemens verdronken was een door engelen gebouwde grafkamer boven water. Dat werd een pelgrimsoord. Op zeker dag kwam er een moeder op pelgrimage met haar kind, zij raakte haar kind kwijt en moest vanwege het weer opkomende water zonder kind terug. Het jaar erna kwam ze weer en vond haar kind springlevend terug. Van dit verhaal is een mooi fresco te zien.
  • Uit de 12e eeuw: de “bovenkerk”. De vorm is in veel opzichten identiek met die van de benedenkerk. Er zijn ook delen uit de benedenkerk naar boven overgebracht, zoals de kooromlijsting, dat zijn de marmeren “schotten” in het midden van de kerk. Op de zuilen daarvan zie je onder andere de vis, symbool van Christus: vis in het Grieks is Ichthus: het is een acroniem, iedere letter is een afkorting voor een woord: I=Jesus; Ch=Christus; Th(Theou)=Gods; U(Huios)=zoon; S(Sooter)=verlosser. Overtuigde christenen hebben een sticker van een vis achterop hun auto.Naar het mozaïek in de absis kun je uren kijken, zeker als je de beschrijving van wat je allemaal ziet erbij neemt. Ook de vloer is mooi (zgn. cosmatenwerk: mozaïek van marmerstukken). De zuilen zijn afkomstig van het Forum Romanum. Er is ook een mooie kapel, van de heilige Catharina van Alexandrië, met fresco’s uit de vroege renaissance.
  • Uit de 18e eeuw stamt het bovendeel van het interieur en het plafond, dat is late barok.

De San Clemente is als titelkerk toegewezen aan onze eigen Kardinaal Simonis. Omdat de kardinalen de bisschop van Rome kiezen (en daarmee de paus, in die volgorde) moeten ze ook behoren tot het diocees Rome. Vandaar dat hun een kerk wordt toegewezen, als ware het hun eigen parochiekerk. Hoewel het gaat om een titulaire functie, bezoeken de meeste kardinalen als ze in Rome zijn hun titelkerk en dragen er een Heilige Mis op. Aan de buitengevel van elke titelkerk hangt, behalve het wapenschild van de regerend paus, het wapenschild van de kardinaal, wiens titelkerk het is. Bij Simonis gaat het om een nogal fantasieloos ontwerp. Zijn wapenspreuk is: “Ut cognoscant te” (“Opdat zij U kennen”) naar Johannes 17. Binnen in de kerk, bij de ingang hangt altijd een foto van de betreffende kardinaal. Kardinaal Simonis is nu (2017) 85 jaar, hij is dus al jaren niet meer stemgerechtigd op een conclaaf dat een nieuwe paus kiest, want dat zijn alleen pausen van < 80 jaar.

Santa Prassede en Santa Pudenziana

Prassede en Pudenziana zouden twee zusters zijn geweest, dochters van een Romeins senator, die christenen in hun huis verborgen. Die christenen werden ontdekt en gemarteld, de zusters verzamelden met een spons hun bloed en bewaarden dat in een put in hun huis. Ze zouden ook zelf gemarteld zijn. Het bestaan van Pudenziana wordt betwijfeld, wellicht is zij verzonnen. Het verhaal gaat dat beide heiligen door paus Johannes XXIII zouden zijn “ontheiligd”, hun heiligverklaring zou nietig zijn verklaard. Feit is dat Prassede (Praxedis) nog wel degelijk genoemd wordt in de lijst van christelijke heiligen van Wikipedia. Pudenziana niet.

De Santa Pudenziana is een mooie kerk maar (smaken verschillen) lang niet zo mooi als de Santa Prassede. Misschien omdat de Santa Pudenziana ouder is dat die meer aandacht krijgt dan de Santa Prassede, ten onrechte want die laatste is een absolute aanrader. De kerken liggen dicht bij elkaar (vlak bij de Santa Maria Maggiore), dus ga zelf maar vergelijken.

De Santa Prassede heeft een prachtig absis-mozaïek. Dat is in Byzantijnse stijl gemaakt door kunstenaars die gevlucht waren vanuit Constantinopel omdat rond 800 het maken en vereren van afbeeldingen (iconen) verboden was (“iconoclasme”).
Het mozaïek uit de 9e eeuw doet in zijn thematiek en opbouw erg denken aan de abismozaïeken van de San Clemente en de Santa Maria in Trastevere (12e/13e eeuw): boven in het midden Christus, met naast hem een aantal belangrijke personen (o.a. Paulus en Petrus), daaronder een levensboom, waar vier rivieren uit ontspruiten, twaalf lammeren (discipelen), etc.
Het mozaïek in de Santa Prassede is, omdat het ouder is en wat minder verfijnd (grotere mozaïeksteentjes, ongelijkmatig ingelegd wat juist een mooi schitterend effect geeft), indrukwekkender. Ook de triomfboog is erg mooi, zorg dat je een uitleg bij de hand hebt van de voorstellingen want er is erg veel te zien.
In de Santa Prassede is ook een mooie oude kapel: de San Zeno kapel, een kleine gewelfde kamer die volledig bedekt is met gouden en gekleurd mozaïek, in Byzantijnse sfeer.

Santi Quattro Coronati en Monte Celio

Oorspronkelijk een kerk uit de 4e eeuw, rond 1000 verwoest door de Noormannen, en daarna weer opgebouwd als een versterkte abdij. Menig paus, die destijds in het nabijgelegen pauselijk paleis naast de San Giovanni in Laterano woonde, nam hier bij gevaar zijn toevlucht.
De naam Quattro Coronati verwijst naar vier tot het christendom bekeerde beeldhouwers die rond 300, dus kort vóórdat het christendom onder Constantijn geaccepteerd werd, gemarteld werden omdat ze principieel hadden geweigerd een beeld van een Romeinse god te maken. Dat martelen gebeurde niet kinderachtig: ze werden gegeseld met een zweep met aan de uiteinden schorpioenen en daarna in een loden kist opgesloten en in zee gegooid.
Het complex van de SS Quattro Coronati ziet eruit als een vesting met een poort: het bestaat uit de twee cortiles, verder een kerk met aangrenzend een prachtig klein intiem kloosterhof met een mooi gedecoreerde kloostergang, tenslotte een gebouw met aan de gevel bij de ingang (rechts in de tweede cortile) de vermelding: Monache Augustiniane (augustijner nonnen). Dat verwijst naar het nog steeds functionerende nonnenklooster van augustinessen. Als je hier naar binnen gaat (niet altijd open, in de boekjes staat alleen ’s-middags) kom je in een hal met links een “vondelingenluikje” (zoals in Florence bij de Ospedale degli Innocenti) en een bel naast een dik getralied venster. Als je belt komt achter het getraliede venster een non tevoorschijn die € 1 pp in ontvangst neemt en in ruil daarvoor de tegenover liggende kapeldeur voor je opendoet en het licht in de kapel voor je aansteekt (alles op afstand uiteraard, de augustinessen hebben spreekverbod, alleen de nonnen voor wier werk spreken onvermijdelijk is mogen dat doen, mits zo min mogelijk).

Het is de kapel van de Heilige Silvester, de 33e paus (314-335). Die kapel is een absolute aanrader: langs de wanden is in goed bewaarde fresco’s uit ca. 1250 als stripverhaal uitgebeeld hoe St. Sylvester keizer Constantijn bekeerde. Dat verhaal staat in alle boekjes.
Bijzonder is de voorlaatste scène op de linker wand: Constantijn overhandigt Sylvester de pauselijke tiara, maar heeft bij die gelegenheid zijn keizerskroon afgezet, die houdt iemand uit zijn gevolg op de achtergrond vast. Dat is lange tijd gezien als bevestiging van de zgn. Donatio Constantini, de Constantijnse Schenking. Met die “schenking” zou Constantijn, toen hij naar Constantinopel vertrok, zijn keizerlijke/wereldlijke macht hebben overgedragen aan de paus. Veel pausen hebben zich hierop beroepen, in de conflicten met koningen en keizers over wie het nu eigenlijk uiteindelijk voor het zeggen had in de wereld. Maar op enig moment is onomstotelijk bewezen dat het verhaal fake was, toen was dat afgelopen.
In de bogen van de absis zijn twee frescos met afbeeldingen van resp. Constantijn en Sylvester aangebracht, met bijzonder sprekende gelaatsuitdrukkingen.
In de absis zelf zijn twee grote frescos met (nogal gruwelijke) afbeeldingen van de martelingen van de vier beeldhouwers te zien.
De cosmatenvloer in de kapel is prachtig.

Nu je toch zowat op de Monte Celio bent kun je ook nog naar de Santo Stefano Rotondo gaan (de drie kerken San Clemente, Santo Quattro Coronati en Santo Stefano Rotondo laten zich gemakkelijk combineren – als je voldoende opnamevermnogen hebt uiteraard).
De Santo Stefano Rotondo is een heel bijzondere kerk, rond zoals de naam doet vermoeden, ruim, sober. Hij stamt uit de vijfde eeuw, is de oudste kerk met een rond grondoppervlak. Paus Gregorius XIII liet rond 1580 aan de wanden rondom frescos aanbrengen met vierendertig martelscènes, die alle soorten van wreedheden laten zien die de eerste christenen hebben moeten ondergaan. De paus wilde dat het volk zich ervan bewust was hoeveel leed christenen vóór hen hebben moeten verdragen. Ga hier niet meteen na de lunch heen, dat is niet goed voor je maag.

Op de Monte Celio, vlakbij de Santo Stefano Rotondo, is de Villa Celimontana met een prachtig en lekker park, heel geschikt voor een verblijf met een goed boek of een slaapje. De Villa kan wel een opknapbeurt gebruiken (er zit nu de Società Geografica Italiana, men zal hebben gedacht, dan wordt de villa tenminste bewoond), het park aan de ZO-zijde van de Villa is sterk verwaarloosd, aan de NW-zijde ziet het er piekfijn uit. Daar is een gedenksteen voor Paul Harris te vinden, dus ik vermoed dat de Rotary geld voor het fatsoeneren van dat deel van het park bijeengebracht heeft. Laat die ook een project maken van de Villa en de andere kant van het park.
Het straatje vanuit de NW-uitgang van het park naar beneden richting het Circo Massimo, langs de Basilica Santi Giovanni e Paolo (het straatje heet Clivo di Scauro) is erg schilderachtig.

Santa Maria del Popolo

Deze kerk ligt een beetje onopvallend verscholen achter de Porta del Popolo. Die porta was groots gebouwd om de pelgrims, die vanuit NW Europa langs de Via Flaminia naar Rome kwamen, een indrukwekkend welkom te bieden. De binnenzijde van de poort heeft Paus Alexander VII Chigi door Bernini laten opleuken ter gelegenheid van de intocht in 1655 van de tot het katholicisme bekeerde Zweedse koningin Christina, dat moest natuurlijk als publiciteitsstunt uitgebuit worden. Het Chigi-wapen (zes stenen paaltjes met een ster erboven) figureert prominent op de poort.

De kerk illustreert heel goed wat zoveel kerken in Rome te bieden hebben: Om te beginnen een gratis kunsthistorisch museum van grote waarde. Bovendien een illustratie van het feit dat steeds de ene kunststroming voortbouwt op de volgende, en dat je dus vaak meerdere kunststromingen tegelijk in een gebouw aantreft. Door de eeuwen heen heeft Rome gekend: de Etruskische tijd – de Romeinse tijd – de Middeleeuwen – de Renaissance – de Barok.

Wat bijdraagt tot de verwarring is dat men steeds bouwmaterialen van gebouwen uit vorige kunststromingen roofde om nieuwe gebouwen te bouwen en te versieren. Vandaar bijvoorbeeld dat het Pantheon zo kaal is, alle marmeren bekleding is weer elders gebruikt. Paus Urbanus VIII Barberini liet het brons van het Pantheon gebruiken voor de Bernini-baldakijn in de Sint Pieter, vandaar het gezegde onder het volk: “Wat de barbaren niet roofden roofden de Barberini wel”.

Voor de Santa Maria del Popolo geldt:

  • Rond 1100 is de kerk in eerste instantie gebouwd als kapel.
  • Rond 1475 is de kerk herbouwd in renaissancestijl.
  • Rond 1650, tijdens het pontificaat van paus Alexander VII Chigi, is de kerk aangepast in barokstijl, De kerk was te saai en moest aansprekender worden.

De Santa Maria del Popolo heeft een aantal toppers, waar klinkende namen mee verbonden zijn:

  • De Della Rovere kapel (1e kapel rechts): de schilder Pinturicchio.
  • De Cybo-kapel (2e kapel rechts): geldt als één van de mooiste kapellen van Rome.
  • De Basso della Rovere kapel (3e kapel rechts): let op de natuurgetrouw geschilderde pilaartjes met schaduwinslag, helemaal onderaan de muren.
  • De door Bernini ontworpen beelden onder het orgel rechts van het hoogaltaar. Let op de naar achter gedraaide putto die in zijn eentje moet zorgen dat het balkon niet instort.
  • De triomfboog boven de ingang van het koor, met aan de binnenzijde bas-reliëfs van verguld stuc.
  • Het koor en de absis: om het koor van de kerk te bekijken moet je langs één van de twee door rode gordijnen afgeschermde doorgangen links en rechts van het hoogaltaar gaan, maar daarvoor moet je toestemming hebben van de oppassers die rondlopen. Als het druk is zullen ze je die niet graag geven want dan wil iedereen dat. In maart 2017 was toegang niet mogelijk vanwege opknapwerkzaamheden die nog enkele maanden zouden duren (?). Je ziet dan volgens de boekjes de door Bramante verlengde absis, met plafondschilderingen van (weer) Pinturicchio, verder door Sansovino gebrandschilderde ramen en ook door hem ontworpen graftomben van de kardinalen Girolamo Basso dell Rovere en Asciano Sforza. Die schijnen erg bijzonder te zijn: de kardinalen zijn slapend in plaats van opgebaard weergegeven, met daarbij klassieke reliëfs van hagedissen, vogels en bloemenslingers.
  • De Cerasikapel (links van het hoogaltaar) met twee schilderijen van Caravaggio: “De Kruisiging van Petrus” en “De Bekering van Paulus”.
  • De Chigikapel (1e kapel links): deze kapel behoorde toe aan de rijke bankiersfamilie Chigi. In de kapel bevinden zich de graftombes (in de vorm van piramides) van de hand van Rafaël van de broers Agostino en Sigismondo Chigi. Agostino Chigi was de financier van de pausen Alexander VI Borgia, Julius II della Rovere en Leo X de’ Medici, hij was zelf ook een kunstkenner en -liefhebber. Hij was de stichter en bewoner van de Farnesina, totdat Paus Paulus III Farnese die overnam. Broer Sigismondo was kardinaal.
    De latere paus Alexander VII (Fabio) Chigi liet in de hoeken van de kapel vier beelden opnemen, o.a. twee onderling gerelateerde (diagonaal tegenover elkaar staande) beelden van Bernini: “Habakuk en de Engel” en “Daniël en de leeuw”. Zie hierover het erg leuke verhaal van Ruud Teggelaar (bevlogen docent aan het Geert Groote College / Etty Hillesum Lyceum in Deventer); google: “Teggelaar”, “Chigikapel”.

Deze kerk is een absolute must see.

Palazzo Barberini en San Carlino

De adellijke familie Barberini (oorspronkelijk uit Barberino Val d’Elsa in Toscane) leverde begin 17e eeuw Paus Urbanus VIII. Eenmaal paus benoemde hij een aantal familieleden tot kardinaal en/of schonk hen gebieden. Zo ging dat: een kardinaalshoed kon je kopen, eenmaal kardinaal kon je proberen je tot paus te laten verkiezen wat soms nog wel lastig was (door omkoping van collega-kardinalen kon je dat nog wel een beetje beïnvloeden), maar eenmaal paus kon je je hele familie van alle mogelijke functies voorzien. Zo heel anders is het nu soms ook weer niet, zie Trump.
Paus Urbanus VIII was als paus een enorme stimulator van kunst en wetenschap, hij is o.a. de opdrachtgever van Bernini voor de baldakijn in de Sint Pieter (zie de terugkerende afbeeldingen van bijen van het Barberini wapen). Maar ook privé bouwde en verzamelde hij fanatiek. Hij liet aan de rand van het toenmalige Rome het Palazzo Barberini bouwen, een mix van stadspaleis en landelijke villa.
Hij gaf dermate veel geld uit aan gebouwen en kunst dat zijn opvolger Innocentius X, uit het rivaliserende geslacht Pamphili, met een lege staatskas moest beginnen. Innocentius wilde dat Urbanus betaald zetten, zodat Urbanus uit Rome moest vluchten.
Urbanus liet zowel Bernini als diens rivaal Boromini aan zijn paleis werken, elk van beiden ontwierp een trappenhuis.

In het Palazzo Barberini is nu het staatsmuseum de Galleria Nazionale d’Arte Antica gevestigd, met één van de meest waardevolle kunstcollecties van Rome (bustes van Bernini, schilderijen van Rafaël, Caravaggio, Fra Angelico, Filippo Lippi, El Greco en vele anderen).

Omdat het vlak in de buurt is van Palazzo Barberini hier ook een woord over de San Carlino, meer precies: de San Carlo alle Quattro Fontane (bij de vier fonteinen: hoek Via delle Quattro Fontane / Via del Quirinale). Omdat het om een klein, compact complexje (kerk, klooster en kloostergang), gaat wordt de kerk met het verkleinwoord Carlino aangeduid. Het is ontworpen door Borromini, die met passen en meten en toepassing van de vormen ellips en ruit in plaats van vierkant, rechthoek en cirkel bijzondere ruimtelijke effecten teweeg heeft gebracht.
Borromini had in de crypte een kapel voorzien om daar zelf na zijn dood bijgezet te worden. Maar vanwege zijn moeilijke karakter vereenzaamde hij en pleegde toen zelfmoord. Als zelfmoordenaar mocht hij niet in zijn kapel bijgezet worden, hij ligt daarom elders begraven.