Omgeving appartement Monteverde en Trastevere

Op de eerste dag van ons verblijf was de vraag: hoe zit onze buurt in elkaar, waar zijn de bushaltes, hoe rijden de bussen, hoe loop je van ons uit naar Trastevere en verder door naar het Centro Storico.

Om Trastevere zit een grote muur. Om vanuit ons appartement in Trastevere te komen is de meest logische doorgang van de muur de Porta San Pancrazio, maar de weg daar naar toe is druk met weinig plaats voor voetgangers en dus niet prettig om langs te lopen.

Een andere doorgang is de Porta bij de Via Calandrelli, daar gaat onze bus naar het Centrum, bus 44, ook doorheen. Meteen rechts na de Porta heb je het park van de Villa Sciarra.

Nu merk je pas dat Monteverde ook echt een monte is, want als je via de Viale Gloriosa naar Trastevere loopt stuit je op een lange en stijle trap naar beneden, die associaties met een zwarte piste oproept.

Het prachtige plein, waar je nu al gauw op uitkomt is het Piazza San Cosimato: driehoekig, met een fraaie bestrating, veel cafés en een levendige markt. De San Cosimato, aan het uiteinde van het plein, was een klooster van Benedictijnen, gewijd aan de heiligen Cosmas en Damianus. Zij waren volgens de christelijke overlevering tweelingbroers, geboren in de tweede helft van de 2e eeuw in Syrië. Ze zouden allebei geneesheren zijn geweest, die kosteloos hun geneeskundige diensten aanboden. Het kloostercomplex met een mooie kloostergang is inmiddels onderdeel van het ziekenhuis “Nuovo Regina Margherita”. Als je dit gebouw, dat in 1871 voor het laatst is opgeknapt, vergelijkt met de strakke nieuwbouw van het Deventer Ziekenhuis kun je je voorstellen dat echt efficiënt werken hier moeilijk zal zijn. “Nuovo” is meer wens dan werkelijkheid. Maar het gebouw is wel afgeschreven, zoveel is zeker.

Als je van Piazza San Cosimato naar Piazza Santa Maria in Trastevere loopt kom je langs het Piazza di San Calisto, dat biedt het charmante Rome-plaatje zoals je dat in je hoofd hebt.

 

Aan het eind van de Via della Scala, als je al bijna aan de NW-punt van Trastevere en bij de Tiber-oever bent, kun je linksaf gaan, de Via Garibaldi in, om weer terug te keren naar Monteverde. De Via Garibaldi is één van de mooiste straten van Rome, dat vond Woody Allen ook (“To Rome With Love”), je kun er leuk lunchen.

Je komt langs een Spaanse enclave: de Accademia di Spagna en de riant gelegen Spaanse ambassade, en bereikt via een trap een prachtig uitzichtspunt bij de Fontana Paolina. Vandaar kun je rechtsaf de parkachtige Gianicolo oplopen, richting het monument voor Garibaldi, met rechts naar beneden aflopend de Orto Botanico. Of je gaat verder omhoog naar de Porta San Pancrazio, en dan ben je weer in Monteverde.

Centro Storico, wandeling (1)

Wandeling Centro Storico met SPQR (Eric Claes).

Start op de Piazza Minerva. Hier staat de Obelisco della Minerva met de Elefante berniniano (van Bernini). Bernini heeft zijn olifantje zo gemaakt dat hij met zijn kont naar het gebouw staat waar vroeger de Inquisitie zat, omdat Bernini daar vaak ruzie mee had (maar altijd door de Paus in bescherming werd genomen). Op de rug van het olifantje staat een obelisk uit een Isis-tempel uit de zesde eeuw voor Christus.

De kerk Santa Maria sopra Minerva staat op de restanten van een Minerva-tempel, Minerva is de godin van de wijsheid. De kerk is een Dominicaner kerk. Hij is onnoemelijk veel groter en mooier gedecoreerd dan je van buiten zou denken. Je kunt door de kerk heenlopen en er achter weer uitgaan, van de achterkant is de kerk van buiten nog onogelijker.
De kerk is één van de kerken in Rome van de Florentijnen, vandaar dat hier ook de Medici-pausen begraven liggen: Leo X (Giovanni) en Clemens VII (Giuliano). Vreemd genoeg ook paus Paulus IV Caraffa, die komt uit Napels, dus heeft niets met Florence. En paus Urbanus VII Castagna uit Rome, dat is de paus die maar 12 dagen paus was en stierf vóór zijn inzegening. De Caraffa-kapel, de laatste kapel rechts is een beroemdheid.
In de kerk ligt als relikwie het lichaam van de heilige Catharina van Siena, merkwaardig want de Florentijnen en de Sienezen waren bepaald geen vrienden. Het lichaam is zonder hoofd, dat ligt (of liever gezegd staat rechtop) als relikwie in de Basilica di San Domenico in Siena.
Rechts van de ingang van de kerk kun je op de muur zien hoe hoog in welke jaren het water uit de Tiber uit zijn oevers is getreden en de stad heeft overstroomd.

Binnen, meteen rechts, zie je een aandoenlijk grafmonumentje dat een man heeft opgedragen aan zijn overleden vrouw. Putti en engeltjes zijn meestal erg vrolijk maar op dit monument zitten er twee heel lief te treuren. Nog wat bijzonders:  In het negentiende eeuwse plafond van de middenbeuk bevinden zich behoorlijk grote zolders waar tijdens de Tweede Wereldoorlog door de dominicanen joden en Italiaanse verzetstrijders werden verborgen. De nazi’s hebben hen nooit ontdekt. Er is nog veel te vertellen over deze mooie kerk: zie de boekjes.

Daarna naar Piazza di Sant’Ignazio, een schilderachtig plein dat het meest doet denken aan het bordkartonnen decor van een theater.
De Chiesa di Sant’Ignazio de Loyola is één van de twee jesuïtenkerken van Rome en is zeer de moeite waard. Van binnen uit lijkt de kerk een koepel te hebben maar die is geschilderd, dus nep, dat zie je als je van achterin de kerk naar boven kijkt. Men wilde zogenaamd niet het uitzicht en de lichtinval van de buren met een koepel bederven maar waarschijnlijker is dat er geen geld meer voor een koepel was.

Mooi is om je te realiseren dat je dit hoekje van Rome als het centrum van de contrareformatie en de inquisitie kunt zien: de Gesù (Jesuiten), de Sant’Ignazio (ook Jesuiten), en de Santa Maria sopra Minerva (Dominicanen), met steeds aanpalende palazzi. Er is een loopbrug over de Via di Sant’Ignazio tussen het Collegio Romano van de Jesuiten en de aan de Santa Maria sopra Minerva aanpalende palazzi van de Dominicanen, korte lijnen dus.

Aan de Piazza di Pietra staat de Tempio di Adriano (Hadrianus, van de Hadrian Wall) met mooi gerestaureerde zuilen. Aan de overkant van de tempel is een etalage met een maquette van de tempel zoals die was.

Door naar de Piazza Colonna, met de obelisk (Colonna) van Marcus Aurelius: zijn zegetocht tegen de Germanen in stripverhaal. De obelisk bestaat uit 19 opeengestapelde schijven. Paus Sixtus heeft rond 1600 het beeld van Marcus Aurelius, dat bovenop de obelisk stond vervangen door een beeld van de apostel Paulus: de obelisk mocht blijven, maar duidelijk moest wel zijn dat een christelijke figuur de hoogste is.

Verder naar de Via dei Portoghesi. Daar staat de Torre della scimmia (aap), waar een mooie legende aan verbonden is. De eigenaar had een aapje dat op enig moment het dochtertje, nog in de luiers, te pakken kreeg en mee de toren op nam. Iedereen in paniek. De moeder deed de gelofte aan Maria dat, als haar kindje behouden zou blijven, zij eeuwig een licht ter ere van Maria in de toren zou laten branden. Haar smeekbede werd verhoord, de aap kwam naar beneden en deponeerde de baby aan de voeten van de moeder. De moeder hield zich aan de gelofte: zij liet continu een toorts in de toren branden. Haar nazaten hebben die nu vervangen door een electrische lamp.

Aan de Noordzijde van de Piazza Navona is een leuk inkijkje gemaakt in de fundamenten van het vroegere Stadio di Domiziano, de ovaalvormige athletiekrenbaan met tribunes waar de huidige Piazza zijn vorm van heeft.
Het museumpje laat ook een maquette van de renbaan zien.

In het midden van de Piazza Navona staat de Bernini-fontein met de vier wereldrivieren: de Donau, de Nijl, de Ganges, de Donau en de Rio della Plata. Het verhaal gaat Bernini uit venijn tegen zijn concurrent Borromini, die de naast de fontein gelegen kerk Santa Agnese in Agone had gebouwd, de Nijl een blinddoek gaf (niet om aan te zien) en de Rio della Plata een afwerende hand (voor als de kerk instortte). Maar dat is onzin: de kerk werd pas gebouwd na de fontein. De blinddoek van de Nijl geeft aan dat destijds de bron van de Nijl nog niet bekend was.

Achter de Piazza Navona loopt de Via Santa Maria dell’Anima. Daar staat de gelijknamige kerk, kerk van de Duitsers. In die kerk ligt de enige Nederlandse paus, Adrianus, begraven.

Volgende halte: de Chiesa Nuova (eigenlijk: Santa Maria in Vallicella), aan de Corso Vittorio Emanuele II. Vooral omdat onze Belgische gids ons twee Rubens-schilderijen wilde laten zien (hoofdaltaar links en rechts).

Lopend door de Via del Pellegrino richting Campo de’ Fiori is rechts een duistere doorgang naar de Arco degli Acetari: een idyllisch hofje uit vervlogen tijden, je waant je in de Middeleeuwen.

Via Campo de’ Fiori naar de Piazza Farnese. Het Palazzo Farnese is een enorm groot en stoer palazzo, waarin nu de Franse ambassade is gehuisvest. Op de piazza staan twee groet badkuipen die heel vroeger op de Campo de’ Fiori zouden hebben gestaan. De Farneses, zo wil het verhaal, hielden van stierengevechten en lieten die op de piazza voor hun palazzo houden. Als een toreador door een stier te zeer in het nauw gedreven werd kon hij nog net op tijd in één van de badkuipen springen.

Vlakbij de Piazza Farnese is Palazzo Spada, met de Galleria Spada (museum). De heer Spada wilde indruk maken op zijn gasten. Door een raam kijk je in een, naar het lijkt, lange zuilengang met een manshoog beeld aan het eind. In werkelijkheid is de gang 9 meter lang en het beeld 80 cm hoog. De Galleria schijnt erg de moeite waard te zijn.

Naschrift 3-10-2019 (bron SPQR): op de eerste verdieping van Palazzo Spada (piano nobile) is de Consiglio dello Stato (Raad van State) gevestigd. Ook dat deel van het palazzo schijnt erg de moeite waarde te zijn. Je kunt die verdieping bezoeken:

  • ofwel op de 1e zaterdag van de maand, tussen 10.30 en 13.00 uur, op het toegangsbiljet van de Galleria Spada,
  • ofwel op de 2e en 3e zaterdag van de maand, door vooraf reservering via visitepalazzospada@giuam.it

Centro Storico, wandeling (2)

Wandeling Centro Storico met SPQR (Hugo de Keersmaecker)

Start vóór de Gesù. Dit si de hoofdkerk van de Jezuïten, de naam is voluit: Santissimo Nome di Gesù, de Allerheiligste naam van Jezus.
De kerk markeert de start van de contrareformatie en de geboorte van de barok: de katholieke kerk opende de tegenaanval op de gereformeerden door het volk met indrukwekkend versierde kerken op de heerlijkheid van het Enige Echte Geloof te wijzen. Ignatius van Loyola  is de oprichter van de jezuïten, samen met de dominicanen de grootste voorvechters van dat geloof.
Op de gevel van de kerk staan de letters IHS, die vaak te zien zijn op kerkelijke gebouwen en voorwerpen: In Hoc Signo (Onder Dit Teken) Je moet erachter denken: vinces, zult gij overwinnen. Aan keizer Constantijn verscheen aan de vooravond van de slag bij de Milvische Brug (312) als teken een lichtend kruis. Hij overwon en bekeerde zich prompt tot het Christendom en accepteerde die godsdienst in zijn rijk (na de vreselijke christenvervolgingen in de voorgaande jaren). Niet veel later werd het christendom zelfs staatsgodsdienst. De afkorting wordt ook wel ingevuld als Iesus Hominum Salvator (Jezus Verlosser van de Mensen). Boze tongen vertalen hem in Iesuiti Habent Satis (de jezuïten hebben genoeg), vanwege de rijkdom van de jezuïtenorde. Talking about afkortingen: wat je ook vaak ziet is INRI: Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum (Jezus van Nazareth Koning der Joden).
De Gesù geldt als het rijkste barokmonument in Rome.
Rechts naast de kerk zijn de privévertrekken van Ignatius, die zijn te bezichtigen.

Verder naar het Largo Argentina, daarna door naar de Sant Andrea della Valle en naar het Campo de’ Fiori. Hier staat het standbeeld van de dominicaan Giordano Bruno. Deze filosoof stierf in 1600 op de brandstapel omdat hij verkondigde dat de aarde niet het centrum van het heelal was waar de zon en alle sterren omheen draaien. Dat was ketterij. Zijn boze, diep in zijn pij gezonken gezicht is naar het Vatikaan gericht.

Door naar de Piazza Farnese met het Palazzo Farnese (zie Wandeling 1) en langs het Palazzo Spada naar de Ponte Sisto, door Trastevere naar de Santa Maria in Trastevere. Dit is één van de oudste kerken van het Christendom. Bijzonder is het gevelmozaïek en zijn de mozaïeken in de absis van de kerk.

 

KNIR (Koninklijk Nederlands Instituut in Rome)

Het KNIR roept associaties op met het KNIL maar dat slaat nergens op.

Het KNIR noemt zichzelf in alle bescheidenheid “Campus of Excellence van Nederlandse universiteiten in het historische en culturele hart van Europa”. Het KNIR is het oudste en grootste van de Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB), en staat onder beheer van de RUG, de UU, de UL, de UvA, de VU en de KUN.

Het staat voor “hoogstaand onderzoek en interdisciplinair onderwijs in de geesteswetenschappen, waarbij het een brugfunctie vervult tussen de Nederlandse universiteiten en de academische wereld in Italië”. Het Instituut organiseert cursussen voor studenten van alle niveaus en opleidingen, en het stelt beurzen en onderdak in Rome ter beschikking aan excellente studenten en onderzoekers in verschillende disciplines.

Het KNIR is gehuisvest in een statige villa in de Valle Giulia, aan de rand van Villa Borghese (dat is een pars pro toto voor het park om de eigenlijke villa heen; zo heet ons park bijvoorbeeld “Villa Pamphili”). In de Valle Giulia bevinden zich musea (o.a. Galleria Nazionale d’Arte Moderna) en wetenschappelijke instituten van verschillende landen.

De KNIR beheert een naar eigen zeggen unieke bibliotheekcollectie en voert een rijk programma uit van congressen, lezingen en culturele activiteiten.

Ik was er om deel te nemen aan de “Conferenza”: “Un Regno di Repubblicani – la monarchia olandese e le sue radici repubblicane” (over het grappige verschijnsel dat Nederland van oorsprong republiek was en pas later monarchie is geworden, terwijl veel andere Eurpose landen de omgekeerde weg hebben bewandeld) door het wetenschappelijk staflid Geschiedenis van het Instituut (Nederlander). In het Italiaans want er zijn kennelijk Italianen die zich voor dit onderwerp interesseren. Dat bleek ook wel, van de ca. 25 deelnemers was zeker de helft uitsluitend Italiaans-sprekend. Wel knap zoals de spreker zijn verhaal in vloeiend Italiaans hield: de stafleden van het KNIR zijn maar voor drie jaar in Rome, op détacheringsbasis.

Het Instituut ademt een zekere pretentieuze deftigheid uit, ook nauwelijks te vermijden bij deze riante locatie. Na de lezing was er een “rinfresco” in een sfeervolle ontvangstzaal, waarbij de prosecco werd ingeschonken en de verfijnde hapjes werden rondgebracht door een gehandschoende, in wit livrei gestoken bediende. Dat is nog eens wat anders dan fris en een schaal met blokken kaas in de tochtige hal van het Auditorium van een Nederlandse universiteit. Of de pretenties van het Instituut waargemaakt worden moet ik nog eens bij een niet-betrokken wetenschapper in de humaniora navragen.

Via Appia Antica op de fiets

De Via Appia is de “regina viarum”, de oudste en daarom koningin van de vele heerwegen (heer = leger) die de communicatie en de snelle verplaatsing van legers in het Romeinse Rijk mogelijk moesten maken  (zoals de Aemilia, Aurelia, Cassia, Flaminia, etc,). Het initiatief voor de aanleg van de weg werd genomen door Appius Claudius, censor in Rome, vandaar de naam. De Via Appia is tussen de vierde en derde eeuw vóór Chr. in stukjes en beetjes aangelegd, uiteindelijk tot Brindisi, de toenmalige poort naar het Oosten.

Wij moesten eerst vanuit Monteverde afdalen om de Tiber over te steken en vervolgens naar het begin punt van de Via Appia te komen, bij de Porta di San Sebastiano. Op zondag bleek dat vanwege het geringe verkeer goed te doen. Er is een info-punt op het adres Via Appia Antica 58, daar kun je ook fietsen huren, je ochtend-koffie drinken en eventueel je auto neerzetten. Als je toch al fietsen huurt, huur dan mountain bikes, dat is voor deze tocht het fijnst.

Het eerste stuk fietsen daarna is minder aangenaam, het is daar nog erg druk met autos. Pas later bleek ons dat je bij de driesprong spoedig na het infopunt niet alleen de weg links (Via Appia Antica) maar ook de middenweg kunt nemen, door een hek naar de Catacomben van San Callisto, dat is een aangenamere route. De catacomben schijnen op zich ook de moeite van het bekijken waard te zijn. Je komt dan later, bij de Basilica di San Sebastiano, weer op de Via Appia Antica.

Nu wordt het echt rustig, er mag geen gemotoriseerd verkeer meer komen. Je rijdt nu ofwel op de in heel Rome bekende hobbelkeitjes, de pietrini, ofwel op de halfverharde paden links en rechts van de weg. Het lijkt alsof die er later voor de toeristen bij gemaakt zijn maar dat is niet zo, ze waren er al vanaf de aanleg van de via. Zo nu en dan is er in de weg ineens een stuk met als wegdek grote afgeronde basaltblokken, basoli, dat zijn de echte keien uit de oudheid, daar valt eigenlijk niet op te fietsen.

Het lijkt alsof je in één keer teruggezet bent in de tijd: je passeert regelmatig overblijfselen van Romeinse muren en wachtposten, in de verte zie je in het vlakke land stukken aquaduct staan, aan weerskanten van de weg villa’s met prachtige oprijlanen. En overal majestueuze pijnbomen waar je onderdoor kijkt.

Op een aantal punten, vooral aan het begin van het parcours, zijn lekkere bars en trattorias waar je even heerlijk kunt pauzeren.

Aan de NO-kant van de Via Appia is het Parco della Caffarella, dat schijnt een prachtig natuurpark te zijn, waar je kunt wandelen. Niet te geloven, zo dicht bij der wereldstad Rome.

 

Foro Italico

Het Foro Italico is een sportcomplex aan de Noord-kant van Rome, vlakbij de Milvio-brug, bekend van de hangslotjes die verliefde paren aan de brug hingen om vervolgens het sleuteltje in de Tiber te gooien, als teken van eeuwige trouw. De sloten zijn vrijwel allemaal weggehaald, het schijnt omdat de brug onder het gewicht dreigde te bezwijken.

Het sportcomplex is tijdens de Mussolini-tijd gebouwd ten behoeve van de Olympische Spelen van 1944, het heette eerst Foro Mussolini. Mussolini wilde kennelijk het trucje van Hitler (Berlijn, 1936) nadoen. De Spelen in 1944 gingen vanwege de oorlog niet door, maar in 1960 werden ze hier alsnog gehouden.

Het complex is groot, ruim opgezet, en ademt het rationalisme van de Mussolini-tijd: strakke vormen, weinig versiering. Behalve dan de circa 60 beelden rond het Stadio dei Marmi, een ovale athletiekbaan met marmeren tribunes. Het zijn beelden van gezonde sterke mannen die in hun blootje allerlei sporten uitbeelden. Stuk voor stuk met gespierde ronde billen met kuilen aan de zijkanten. Ook de man met ski’s heeft geen kleren aan. Voor ons een nogal lachwekkend gezicht. Bijzonder is dat er geen enkele vrouw bijzit, die deden er kennelijk niet toe of werden als sporters niet serieus genomen.

Indrukwekkend zijn de zwembaden en het tenniscomplex (met een center court met 12.500 zitplaatsen waar regelmatig internationale tennistoernooien plaatsvinden).

Op het complex staat ook het Olympisch Stadion waar afwisselend AS Roma en Lazio Roma spelen. AS Roma krijgt over enkele jaren een eigen stadion in Tor di Valle, aan de Zuid-West kant van Rome. Het ontwerp is geïnspireerd op het Colosseum.

Bezoekers van het Olympisch Stadion komen binnen over nog steeds een breed pad met mozaïkbestrating waarop veelvuldig de letter M van Mussolini voorkomt. Ook in honderdvoud de combinatie:
DVCE DVCE DVCE (= Duce)
en:
DVCE ANOI! (= Duce, aan ons; als antwoord op de vraag: A chi la gloria ? A chi la victoria ? A chi l’Abissinia ? = aan wie de eer / overwinning / Abessinië ?)
en:
MOLTI NEMICI (veel vijanden)
MOLTO ONORE (grote eer)
Aan weerszijden grote marmeren blokken met inscripties die de heroïsche geschiedenis van Italië beschrijven.